Friday 29 November 2013

Blog drie

Ik zit nu meer dan drie maanden in Thailand en het voelt behoorlijk als thuis. Maar er gebeurt nog steeds een hele hoop: we hebben rijst geoogst, een Franse vriend ontmoet in Detudom, 's nachts op het dak van het schoolgebouw naar de sterren te gekeken en een heleboel lesgegeven.

Om met het rijst oogsten te beginnen: na een nacht uit werd er om zes uur 's ochtends op onze deur geklopt. Opstaan ging moeizaam, maar ik deed de deur open en het bleek een leraar te zijn die ons mee wilde nemen om rijst te oogsten. Op een of andere manier, misschien nog halfdronken, waren we wel in een goede bui dus we besloten mee te gaan. Nog niet heel wakker liepen we naar de pickupauto, met zes andere studenten in de achterbak waar wij ons nog eens bij moesten proppen. De leraar begon ons eerst een beetje richting Detudom te rijden, maar hij sloeg snel linksaf en uiteindelijk hebben we meer dan drie uur onvoorbereid en in de volle zon in die krappe achterbak gezeten. Het landschap veranderde langzaam in uitgestrekte rijstvelden, en toen we aankwamen hadden we geen idee meer welke richting we op waren gegaan. Ik dacht richting Laos, maar op de kaart bleek later dat het bij de grens van Cambodja was, precies de andere kant op.

Toen dachten we dat we met oogsten zouden beginnen en op een redelijk tijdstip wel weer naar huis zouden gaan, maar eerst gingen we in een plekje in de schaduw whisky drinken en lunch eten. Daarna begonnen we met oogsten: een grote oogstmachine gooide enorme zakken rijst voor ons op de grond die wij naar een klein wagentje sjouwden, die het weer naar een grote vrachtwagen bracht. Dat bleek tot twaalf uur 's avonds te duren, en toen moesten we nog helemaal naar huis rijden. Maar we hadden geen spijt, want we hebben iets meegemaakt wat je als toerist in Thailand zeker niet zou doen. Dat zijn uiteindelijk wel de ervaringen die zo'n tussenjaar de moeite waard maken.

En we hebben dus een nieuwe Franse vriend gemaakt in Detudom, Hervé. Wij dachten de enige 'farang' (buitenlander) te zijn in de buurt hier, maar blijkbaar woont er ook een Fransman die lesgeeft in Engels. Met hem hebben we een avond Thais gegourmet en daarna een mooi gesprek gehad over taal, omdat we met vier verschillende nationaliteiten aan tafel zaten: een Thai, een Engelsman, een Fransman en een Nederlander. Het was goed om eens met een andere buitenlander te bespreken wat we aan het doen zijn, want dat laat je er weer eens over je situatie nadenken vanuit een Westers perspectief; je ziet zo weinig buitenlanders dat je het allemaal makkelijk voor lief neemt en eigenlijk niet zoveel meer nadenkt over wat er om je heen gebeurt. Je beseft je nauwelijks meer hoe gek je situatie is op dit moment, voor één jaar in the middle of nowhere in Thailand.

Een ander moment waar we ons dat realiseerden was op het dak van een schoolgebouw, toen we met een drankje naar de sterren keken. Die zijn hier veel helderder dan in Nederland, dus daar stond ik wel even stil bij het feit dat ik hier voor één jaar in Thailand zit en daarna weer naar huis moet. Ik ga het waarschijnlijk missen, dus ik kan er nu maar beter zo veel mogelijk van genieten. Dat vergeet je wel eens als je voor een heel jaar op dezelfde plek zit: alles wat je doet lijkt heel gewoon geworden, maar eigenlijk is het iets wat je voor de rest van je leven niet meer gaat meemaken.

Het is nu zaterdag. We gaan vanavond eten bij een vriendin in Detudom en morgen gaan we met Hervé een trip maken rond Ubon Ratchathani, de stad bij ons in de buurt. Groeten uit Thailand, en als je me nog eens in levende lijve wil zien: ik ben altijd te Skypen!

Tuesday 5 November 2013

Blog twee

Voordat ik begin met schrijven moet ik mijn excuses aanbieden, want ik heb inmiddels meer dan twee maanden niets van me laten horen over dit medium.

Ik leef nog. Wat er intussen is gebeurd:

Ik ben aangekomen in Thailand op 30 september.
Ik heb twee weken in een gastgezin geslapen bij de school waar ik lesgeef in Detudom, Noordoost-Thailand.
Daarna zijn we verhuisd naar ons eigen huis voor dit jaar, op het schoolterrein.

Dat stond allemaal in de vorige blog. Inmiddels zijn we ook drie weken in Chiang Mai geweest voor een taalcursus met alle Project Trust-vrijwilligers in Thailand, negentien stuks. Chiang Mai is een grote stad in het Noorden waar een heleboel toeristen op afkomen, dus daar was genoeg te doen en het was een goede pauze voordat we echt aan het werk gingen. We hebben op olifanten gereden, zijn veel uitgegaan en hebben rondgesnuffeld op tientallen knorgezellige nachtbazaars.

Nu is het een ander verhaal: we zijn 18 uur per week aan het lesgeven in Detudom. Dat was schakelen, want in Chiang Mai kregen we allemaal een beetje het gevoel dat dit jaar één grote vakantie werd. De realiteit is dat het eigenlijk best hard werken is en je moet veel moeite stoppen in alles wat er om je heen gebeurt, van het begrijpen van je Thaise vrienden tot het voorbereiden van je lessen. Ook zijn we veel tijd kwijt aan het het wassen en strijken van onze kleren, want in Thailand kan je als leraar niet voor de dag komen zonder er supernetjes uit te zien. Het lukt me gelukkig wel om dat werk allemaal bij te houden, in tegenstelling tot hoe dat ging met al mijn 'werk' in Nederland: nu ik er zelf voor heb gekozen wil ik er vanzelf ook alle moeite in stoppen om er wat van te maken.

Toch had ik in het begin vooral met lesgeven best veel moeite. De lessen duren twee uur, en de studenten spreken eigenlijk geen woord Engels. Dat is onvergelijkbaar met hoe het er in Nederland aan toe gaat, en ik had dus geen idee hoe ik mijn lessen voor zo'n lange tijd moest voorbereiden. Ik was meestal na minder dan een uur klaar en moest dan improviseren met slappe spelletjes als galgje. Mijn tweede week besloot ik wat meer voor te bereiden en ging stukken beter, inmiddels zit ik in mijn derde week en begin ik het onder de knie te krijgen: veel herhalen, een woordenboek Engels-Thai bij de hand houden om te vertalen, oefeningen bedenken om ze bezig te houden en meer van dat soort trucjes.

Mijn jaar is de laatste paar weken dus opeens veel serieuzer geworden. Van Chiang Mai ging het in een keer met een klap over op lesgeven in een omgeving waar nauwelijks Engels wordt gesproken. Vanaf toen begon mijn jaar toch ook wel als een behoorlijke uitdaging aan te voelen. Dat voelt toch goed, want in de eerste paar weken had ik juist een gebrek aan uitdaging: het was allemaal alleen maar mooi en leuk, en ik doe het uiteindelijk toch ook wel om er iets van te leren.

Ik wil trouwens niet zeggen dat het nu allemaal niet mooi en leuk meer is: we hebben behoorlijk wat goede vrienden gemaakt onder de leraren en ook buiten school, en voor een grote Oreokoekjes-milkshake kunnen we altijd terecht bij een vriendin in Detudom. Een Oreokoekjes-milkshake!

Wednesday 4 September 2013

5/9/2013

Thailand 5/9/2013

Lieve mensen,

Inmiddels ben ik vijf dagen in Thailand. Vrijdagavond zijn we met een groep van negentien aangekomen op het vliegveld van Bangkok, waar ik nog niet echt onder de indruk was van mijn nieuwe thuisland. Veel te veel grote Samsung-televisies, meer Engels dan Thai en een veel te strak gebouw voor zo'n ver land. Het enige dat anders was op het vliegveld was het personeel dat je met een vreemd 'sa-wad-die ka' begroette. Na de douane ontmoetten we onze 'reps', de Britten die ons hier een beetje op weg moeten helpen. Leuke mensen, twee gekken die na hun Project Trust-jaar in Thailand zijn blijven hangen.

Dan met de taxi naar ons hotel. De weg was veel te netjes, er werd reclame gemaakt met Engelse voetbalteams en de enige gebouwen die we zagen waren torenhoge wolkenkrabbers. Geen greintje anders dan een grote stad in het Westen.

Bij het hotel zaten we eindelijk op een leuk plekje waar we meer van het echte Bangkok konden zien. Hoewel aan de overkant van de straat een Amerikaanse 7-Eleven zat, was het buurtje eromheen mooi. Niet te vermijden zijn de elektriciteitskabels, die in bossen van duizend boven alle straten hangen. De mensen in de winkeltjes lachen de hele tijd en zijn ook best aardig tegen de 'farang' – de buitenlander.

Hier begon ook het constant aangekeken worden, en andere dingen die we niet gewend waren. Koude douches, de 'wai'-groet (buigen met je handen tegen elkaar aan), de geur, het eten. Je wordt niet begrepen, zelfs niet met gebaren omdat die helemaal anders zijn voor Thaise mensen. Ook intonatie is onbegrijpelijk, want Thai is een toontaal. Als je praat hebben ze dus geen idee of je een vraag stelt, of dank je wel wil zeggen, of boos bent. Dat laatste kan trouwens absoluut niet: je word geacht niet anders te doen dan lachen.

Na een nacht in het hotel zijn we met de groep naar een groot warenhuis gegaan, waar ik een camera heb gekocht, we allemaal een mobieltje hebben gehaald (een degelijk Nokiaatje, geen Whatsapp-onzin) en waar we een noedelsoepje hebben gegeten. Toen we klaar waren zijn we doorgegaan naar een reusachtig gebouw waar onder andere Parijs, Londen en Tokyo in authentiek Thais plastic waren nagebouwd, voor de buitenlandse snob die kleren te goedkoop vindt in Thailand.

's Avonds hebben we bovenop een wolkenkrabber een biertje gedronken, met mooi uitzicht op Bangkok. Onder andere lichtjes die samen 'long live the King' maken tussen al die hoge gebouwen. De kroeg was de hipste tent die ik ooit heb gezien: alles Apple-wit met een DJ die vinylplaatjes speelde en een bandje dat Earth, wind & fire deed.

Maar Bangkok is een heel ander Thailand dan waar Tom - mijn leraarpartner - en ik les gaan geven: tussen de rijstvelden in het Noordoosten. 's Nachts reden we met de bus naar de stad Ubon Ratchathani, waar we werden opgehaald door onze gastvrouw die ons richting de school reed. Daar kwamen we bij ons gastgezin. Er wordt geen Engels gesproken. Het eerste dat ons wordt laten zien is de badkamer: een ton regenwater met een bakje om je te wassen, en een WC die je moet doorspoelen met datzelfde water.

De eerste dag werden we meegenomen om naar de vissen te gaan kijken: katvissen en karpers van een halve meter lang. Onze gastheer stopt doodleuk zijn hand even in het water om ze eens te voelen en wordt gebeten, maar lacht erom. Ik was nog paranoïde als een gek voor al die beesten.

Toen we 's middags terug waren hebben we onze jetlag uitgeslapen. Om acht uur zijn we even wakker geworden om te eten, maar daarna zijn we meteen weer in bed gaan liggen. Het eten is trouwens zo lekker dat je dat pas kan begrijpen als je het zelf hebt gehad. Je merkt hoeveel beter het is als de vis net pas is gevangen en de kruiden uit de streek komen.

De tweede dag bij het gastgezin zijn we naar school gegaan om te werken. 's Morgens komt de hele school bij elkaar op het plein, waar de ongeveer tweeduizend studenten een half uur op de grond in de hitte moeten zitten om de woorden van de directeur aan te horen. Wij mochten ons voorstellen, maar later bleek dat we dat in een beetje te ingewikkeld Engels hadden gedaan. De studenten konden eigenlijk niet veel meer dan 'good morning teacher' en 'teacher, what your name?'. Gelukkig ontmoetten we in ons kantoor ook twee Chinese vrijwilligers en een meisje uit Bhutan, waar we een beetje in het Engels mee kunnen kletsen. Dat mis je verder wel, want zelfs de leraren die Engels geven spreken dat eigenlijk nauwelijks.

Petcharat, onze gastvrouw op school waar we wel prima mee kunnen praten, nam ons 's middags mee naar de klas om wat les te geven. De studenten vonden het nogal spannend om ons te zien, dus die waren zo druk als weet ik het wat. Uiteindelijk stelden ze ons een paar vragen, waaronder 'teacher, do you have girlfriend' en 'teacher, I love you', waarna ze allemaal ondeugend begonnen te lachen. Daar hoor je op te reageren met een nog grotere lach, zodat ze het nooit leren. Eén groot zooitje, ik voel me als een vis in het water.

Inmiddels hebben we al wat meer lesgegeven, en helaas zijn er ook rustigere klassen. Misschien ga ik dat later in het jaar wel wat meer waarderen.

Er zijn nog een hele hoop dingen die ik niet heb opgeschreven, want er gebeurt te veel in het begin. Het is me in ieder geval nog geen moment tegengevallen: de mensen zijn leuk, de studenten zijn hilarisch en het is vooral niet te serieus allemaal.

Volgende blog: coming soon!




Zoiets dat je dan vergeet: ik ben ook nog jarig geweest. Dat was de eerste dag in het gastgezin, dus veel meer dan slapen heb ik toen niet gedaan en ik was het op de dag zelf ook vergeten. Ik heb wel een poepsjiek zakmes van mijn ouders gekregen, waarvoor dank!